In het Oirschots Weekjournaal van 26 maart werd met een ronkende kop aangekondigd dat onze biodiversiteit onder druk staat met dank aan de Aziatische hoornaar. Er werd zelfs een oproep bijgeplaatst om mee te helpen met de zoektocht naar deze agressieve exoot. Hoe staat het nu werkelijk met dit gruwelijke, bijenvolken verslindende monster? Is het zo dat de allerlaatste dagpauwoog en appelboom bestuivende hommel eindigt als voer voor de hongerige larven van duizenden Aziaten? Het Brabantse honingpotje bijgezet kan worden in het museum van vergeten nijverheid?
In de journalistiek bestaat een goede gewoonte van hoor en wederhoor. Hoewel ik slechts een nederige columnist ben en lang geleden slechts een snuffel opleiding in het maken van PR heb gevolgd kan ik mij geheel vinden in deze welluidende stelling. En dus heb ik maar eens mijn licht opgestoken bij de Nederlandse Bijenhouders Vereniging voor hun publicatie “Bescherming Bijenvolken” en Nature Today die in mei vorig jaar een artikel publiceerde “Leren leven met de Aziatische hoornaar”. Voordat ik echter die lezenswaardige bladzijden opensla is het echter goed om te beseffen dat onze biodiversiteit al ver voor de komst van deze wespensoort onder zware druk stond. Onze waterkwaliteit is slechter dan ooit, we leven onder een permanente stikstofdeken en blijven we vrolijk doorgaan met gebruik van pesticiden waardoor inmiddels de helft van onze zweefvliegen en bijen met hun laatste pootjes op de rand van uitsterven hangen.
Wat zeker klopt is dat met de komst van elke exoot het leven voor onze Nederlandse flora en fauna er niet gemakkelijker op wordt. Kijk naar het dramatische effect van los gelaten Amerikaanse rivierkreeften. Het gaat daarbij nadrukkelijk om door mensen meegebrachte dieren en niet om soorten die op eigen pootjes of vleugels onze contreien opgezocht hebben. Dit Aziatische insect is vermoedelijk in 2005 met een partij Chinees aardewerk vanuit Z.O. Azië meegereisd naar Frankrijk, Of het een enkele bevruchte koningin is geweest of meerdere blijft onduidelijk. Via België is het dier rond 2017 in Nederland terecht gekomen en vermoedelijk waren er in 2024 alleen in Brabant al ruim 3000 nesten aanwezig. Wat ook klopt is dat deze Aziaat, net als onze eigen, veel grotere, Europese hoornaar zich voedt met insecten.
Wat echter niet klopt is dat deze Aziaat letterlijk de doodsteek geeft aan onze Nederlandse fauna. Nature Today, samen met het wetenschappelijk instituut EIS en de provincies Noord- en Zuid-Holland, schrijven in hun artikel “De belangrijkste prooien van de Aziatische hoornaar zijn talrijk aanwezige wespen en vliegen, zoals limonadewespen, bromvliegen en kamervliegen. Zweefvliegen worden weinig gevangen, hommels, wilde bijen en vlinders uitzonderlijk. Zoals te verwachten is bij een opportunistische jager, worden zeldzame soorten zelden vastgesteld als prooi. De Aziatische hoornaar vangt dus wel veel prooien, maar vormt geen bedreiging voor de biodiversiteit”. De schrijvers geven aan dat naast wilde insecten er ook gehouden honingbijen op de menulijst staan. Net als trouwens bij onze eigen hoornaar en de bijenwolf (een kever). Hierover schrijven zij “Omdat een volk honingbijen in de zomer uit zo’n 40.000 werksters bestaat, hoeft de predatie van honderden honingbijen door een volk Aziaten geen bedreiging voor het bijenvolk te zijn. Het overlijden van volken ten gevolge van predatie door Aziatische hoornaar is in ons land nog niet geregistreerd. Overigens vangen veel volken van de Aziatische hoornaar weinig honingbijen”.
Uiteraard is het voor elke imker vervelend als een deel van zijn nijvere bijen door andere insecten opgegeten wordt. En natuurlijk moeten nesten bestreden worden waar mensen direct langs lopen want alleen bij hun nest zijn hoornaars en andere wespen agressief. Gelukkig heeft de Nederlandse Bijenhoudersvereniging een groot aantal aanbevelingen gemaakt om te leren leven met Aziatische hoornaars: https://www.bijenhouders.nl/bescherming-bijenvolken/.
Onze biodiversiteit staat onder druk, maar wordt niet geholpen met horror verhalen. Tegelijkertijd zullen we attent moeten blijven op het gedrag van nieuwkomers en het aantal exoten niet verder laten groeien.