Het is zo’n bijzonder winkeltje waar je onmogelijk ‘zomaar’ aan voorbij loopt. In de zorgvuldig gepresenteerde etalage bevinden zich antieke blikken autootjes, maar de aandacht gaat nog meer naar de kunstwerken die er te koop worden aangeboden. Het zou me verbazen als er tien Oirschottenaren al eens iets gekocht hebben, ik ken de dorpelingen niet perse als liefhebbers van de moderne, nogal uitgesproken kunst van Anton Heyboer. Maar het winkeltje aan het knusse Vrijthof, dat van binnen nog verrassend groot blijkt, zal ongetwijfeld een meer landelijke, misschien zelfs internationale cliënteel aantrekken.

Het winkeltje was onlangs weer in het nieuws door een al lang slepend geschil, uitmondend in een rechtszaak. De grootste leverancier van het winkeltje, Robbert de B., is volgens de krant van afgelopen zaterdag alsnog veroordeeld tot een voorwaardelijke straf van een jaar cel en een onvoorwaardelijke taakstraf van honderd uur. De B. is inmiddels 82, dus de mogelijkheden voor taakstraf lijken me beperkt. Hoe hard ga je iemand in de plantsoenendienst achter zijn vodden zitten, als deze zich met een rollator, een tube Kukident en zes pillendoosjes op het werk meldt? De B. zou ruim 4500 (!) valse Heyboers aan de ongeveer even oude eigenaars van het winkeltje hebben verkocht tussen 2004 en 2012. Het frappante is echter dat de eigenaars van het winkeltje zelf nog wel lijken te geloven in de echtheid van de door hen aangekochte werken, tenminste zo doet het dagblad het voorkomen.

In 2016-2017, toen ik ook nog voor het dagblad mocht werken, was er ook al deining over de vermeende namaak Heyboers. De mannen van het winkeltje leidden me rond en ik was werkelijk verbijsterd over de enorme hoeveelheid werken die ze van de kunstenaar in huis hadden. De echtheid van het grootste deel van die door hen te koop aangeboden werken werd toen onder meer in twijfel getrokken door kunstverzamelaar René Meeuwissen uit Oirschot, maar ook door de van ‘Tussen Kunst en Kitsch’ bekende kunstkenner, -taxateur en -handelaar Willem de Winter. De mannen van het winkeltje trokken in mijn artikel op hun beurt zijn oordeel weer stevig in twijfel. Ze loofden zelfs een beloning van een miljoen euro uit, voor degene die wist aan te tonen dat de betreffende werken niet van de hand van Heyboer zouden zijn. Willem de Winter was op zijn zachtst gezegd not amused met mijn artikel en belde mij op om te reclameren. Ik zou zijn goede naam in de kunstwereld te grabbel hebben gegooid. Ik probeerde hem uit te leggen dat ik in het artikel de zaken niet als feiten had gepresenteerd, maar als een uitspraak van de winkelmannen. “Kijkt u maar naar de aanhalingstekens meneer De Winter. Het gaat hier om een citaat van de winkelmannen.” De Winter bleef echter verbolgen, zelfs een toezegging om een artikel te wijden aan zijn visie kon hem niet vermurwen.

“Mijn naam is nu al besmeurd.”

Een goede naam in de kunstwereld komt te voet en gaat te paard, zo leerde ik wel uit eerdere interviews met de voormalig kunstvervalser en -handelaar, Geert-Jan Jansen, tegenwoordig gerespecteerd kunstenaar. Naan aanleiding van de Oirschotse zaak heb ik hem nog gebeld. Hij was zeer voorzichtig met zijn mening over de Oirschotse Heyboer-collectie. Wel vertelde hij me dat ook al bij leven van Heyboer twijfels rezen over de authenticiteit van werk, dat, met zijn naam eronder, her en der te koop werd aangeboden. Er werd toen waarschijnlijk ook al werk door derden vervalst, maar het was vrij algemeen bekend dat Heyboers atelier eigenlijk opereerde als een geolied fabriekje, waar aan de lopende band werk werd vervaardigd, waarin ook zijn vijf vrouwen een steeds belangrijker aandeel hadden. Of het zo erg was dat Heyboer er alleen zijn handtekening nog onder hoefde te zetten, daar durfde Jansen echter ook geen uitspraak over te doen.

Jansen had me eerder al eens verteld, dat hij in zijn jaren als vervalser én kunsthandelaar weleens bij Karel Appel in zijn atelier kwam en dat deze hem grappend voorstelde: “Daar staan nog wat ongesigneerde werken van me te drogen. Zet jij je handtekening er maar onder; jij kan dat beter dan ik.” Jansen vervaardigde in zijn vervalsersjaren werk van Klimt, Monet, Appel, Matisse en Picasso bijvoorbeeld. Hij was daar bizar goed in en ging extreem ver om de authenticiteit te benaderen. Hij kocht lijsten die in de leefperiodes van deze schilders gebruikt werden en hij kocht zelfs dezelfde sneakers die Appel in de sixies had. Daarmee liep hij over de achterkant van zijn vervalsingen, want zo ging dat in Karels atelier ook vaak, zo wist hij. Hij heeft nog een aantal maanden in een Franse cel gezeten, maar justitie kreeg de zaak uiteindelijk niet rond.

Ook leerde ik van Jansen veel over de hypocrisie binnen de kunstwereld. Galeries en musea over de hele wereld weten vaak heel goed dat een bepaalde schilder maar hooguit een x-aantal schilderijen gemaakt kon hebben en dat er ineens wel erg veel opdoken waar Jansen in de buurt was. Maar ja: ze wilden toch graag een Van Dongen of Cocteau aan de wand hebben. Het leven van Jansen leest als een zeer geslaagde schelmenroman, waar mogelijk een Jan Cremer zelfs graag zijn handtekening onder had gezet. Zoek hem maar eens op, op Wikipedia. Of beter nog: pak Jansens boek ‘Magenta’ er eens bij.

De leukste snelcursus kunstinzicht die je kunt bedenken.

Jansen exposeert tegenwoordig ook geregeld, in zijn Kasteel Beverweerd. Hij heeft bijvoorbeeld prachtig eigen ton-sur-ton werk, maar ook verbluffend ‘echt’ werk van Klimt, Appel en Matisse hangen, dat hij nu slim presenteert als werk ‘in de stijl van’. En de smeuïge verhalen erbij zijn zo mogelijk nog mooier.