Sinds een aantal maanden is het uitzicht vanaf mijn werkkamer met enkele nandoes. Deze Zuid-Amerikaanse struisvogeltjes lopen geregeld als een dolle achter elkaar aan te rennen maar meestal lopen ze al speurend rond om allerlei onzichtbare schatten op te pikken en naar binnen te werken. Hun kop in het zand steken doen ze echter nooit. Nu heb ik in de afgelopen decennia alle soorten struis gefladder in het wild mogen aanschouwen maar ook die doen het niet. Waarom zouden ze ook? Wegrennen voor een mogelijke jager is veel verstandiger. Onze eigen Hollandse mus, zeer belangrijk om dat bijvoeglijk naamwoord te gebruiken want anders staat ook die op de lijst van ongewenste vreemdeling, mag dolgraag een zandbad nemen. Zodra het stof weer neergedaald is gaat de vogel er pijlsnel vandoor. Ook die stopt dus zijn of haar kop niet in het zand.
Kop in’t zand is dus kennelijk iets typisch menselijk. Bang voor verandering, tegen beter in vastklampen aan wat was zelfs als dit bij nader inzien niet zo verstandig was en laten leiden door belangengroepen die alleen gaan voor eigen gewin. Al sinds het natuurbeschermingsjaar 1970 (N70) , maar feitelijk al veel eerder, weten we dat wij als mens een desastreuze invloed hebben op onze planeet en haar biosfeer. Zelfs als we een kleine koerscorrectie uitvoerden blijken de gevolgen nog jaren, zelfs eeuwen, te volgen. Een tragisch voorbeeld is de Britse populatie van de peper-en-zoutvlinder. Ook bij ons nog steeds een algemene nachtvlinder die in twee kleurvormen rond vliegt. Bijna zwart of wit met zwarte streepjes. Met dank aan ongebreidelde, negentiende-eeuwse kolenstook in de Engelse steden verdween de witte vorm uit het beroete landschap en is nooit meer teruggekomen. Baardmossen waren tot ver in de jaren zestig nog redelijk algemeen in Nederland maar door met name giftige zwaveldampen legden ze massaal het loodje. Toen we dat na veel getreuzel en vertraging eindelijk aangepakt hadden bleek terugkeer totaal onmogelijk omdat er inmiddels een dikke ammoniakdeken over ons land lag. Voor het grote dooiermos, geen mos maar een korstmos, bleek dit een feestje. Ongeremd konden ze alles overwoekeren en Holland geel kleuren.
Kop in’t zand is sinds enkele maanden het motief van ons kabinet. Op de zeldzame momenten dat ze het niet hebben over het scheppen van een niet bestaande asielcrisis, het is immers een opvangcrisis, bestaat er een kans dat andere dossiers eens opengeslagen worden. Meestal is dat dan een kwestie van razendsnel weer dicht en onderin de beroemde koelkast maar er komen toch ook wel eens originele ideeën boven tafel. Uiteraard weet “iedereen” dat de stikstofcrisis alleen maar bedacht is om een kleine maar zeer essentiële beroepsgroep te pesten. En het erf is immers groen dus de natuur gaat helemaal niet achteruit. Wat is dus de beste oplossing om uit dit gebazel te komen? Gewoon de zogenaamde wetenschappers de schuld geven. We gaan met elkaar nieuwe meetmethoden bedenken en tonen aan dat we geleefd hebben in Fabeltjesland. Dat dit niets anders is dan kop in’t zand, vasthouden aan een vastlopend en voor mens en milieu dramatisch verdienmodel, wordt glashard ontkend. Dat we van Brussel onze shit niet eens over onze velden mogen uitrijden wordt afgedaan als ongekende bemoeizucht.
Kop in’t zand wordt echter wel steeds lastiger. Hoe te reageren op de gigantische en steeds verder uitdijende watervervuiling? Dat wij de afgesproken Kaderrichtlijn Water niet uitvoeren blijkt een wel heel vervelend staartje te krijgen. Waterschappen en drinkwaterbedrijven trekken aan de alarmbel. Niet om aandacht te trekken maar gif, fosfaat en nitraat zorgen er binnenkort voor dat het oppervlaktewater te goor is voor consumptie voor mens en dier. Heerlijk 130 scheuren over de A58? Uitlaatgassen zien we niet maar het effect merken we vanzelf. Klimaatverandering is helaas geen fabeltje, steeds verdere destructie van onze natuur en ons eigen leefmilieu is zelfs voor de meeste verstokte lobbyist niet meer te ontkennen.