Overal zijn ze nu te vinden, elk stukje berm, ruig grasland of paarse heide krioelt van de sprinkhanen. Vrijwel alle soorten overwinteren als ei en moeten dus tussen voorjaar en herfst hun levenscyclus kunnen voltooien. Maar wat is nu de juiste naam voor deze springers? Krekel, sprinkhaan of nog iets anders?

Hoewel er ook verschillen zijn in de manieren waarop de heren muziek maken zit het belangrijkste verschil toch in de kleur en de vorm. Krekels zijn bruin of zwart en leven als alleseter. Eens waren veld- en boskrekel algemeen in Brabant. Op elk heideveld of in droge, open bossen waren ze wel te horen. Dit geluid maken de mannetjes door hun vleugels tegen elkaar te wrijven. In onze dorpen kwamen vroeger ook huiskrekels voor. Bruine diertjes die alleen ’s nachts actief zijn en zich ophielden in bakkerijen en korenmolens. Tegenwoordig kom je ze zelden tegen en meestal blijft het dan ook nog eens bij het horen van een huiskrekel. Op zoek gaan naar de muzikant is een enorme klus. Aan trillingen in de grond voelen ze wie er te dicht bij komt en per direct gaat dan de muziek uit.

Sprinkhanen zijn er in twee uitvoeringen. De meeste bruine of groene hoppertjes in het gras zijn veldsprinkhanen. Altijd met korte sprieten en geluid makend door met de achterpoot over de vleugel te strijken. Het zijn planteneters en vooral aangepast aan het eten van grassen. Het herkennen van soorten is best lastig maar gelukkig zingt elk sprinkhaantje een bij de soort horend melodietje. En daar bestaan tegenwoordig uitstekende websites voor en zo weet je of je te maken hebt met een krasser of een ratelaar. Zelfs wat oudere heren, zoals uw columnist, kunnen daarvan gebruik maken. Het echte geluid is voor mannen boven de vijftig vaak niet meer te horen maar een bat detector brengt uitkomst. Hiermee wordt het hoge geluid verlaagd tot een toonhoogte die zelfs voor grijsaards te horen is.

Sabelsprinkhanen vormen tenslotte de derde groep. Groot of klein, groen, bruin of bont maar altijd met enorme sprieten die vaak langer zijn dan het lijf. Sabels zijn vleeseters die alles aanpakken wat in hun bek past. De allergrootste hebben velen wel eens gezien: de grote groene sabelsprinkhaan. Zij met een klein formaat kromzwaard achter aan haar lijf, hij met twee bescheiden stekels. Het wapen wordt niet gebruikt om opdringerige heren van het lijf te houden. Het is een legboor waarmee ze haar eitjes diep in de grond kan afzetten. Op bomen kom je in deze tijd van het jaar veel boomsprinkhanen en zuidelijke boomsprinkhanen tegen. De eerste met, de tweede zonder vleugels.

En dan zijn er nog cicaden. Vakantiegangers naar Zuid-Europa kennen het doordringende snerpende geluid vast wel. Deze grote dieren zijn dag actief en maken geluid met een vlies wat ze in trilling kunnen brengen. In Nederland komen ze niet voor, wel hebben we enkele honderden miniatuur cicaden die op allerlei bomen en in graslanden leven. Geluid maken ze niet en je ziet ze pas als ze wegspringen. Ze zijn geen familie van de sprinkhanen maar zitten in dezelfde familie als de wantsen.

Sprinkhaan, krekel of cicade, u kunt ze nu zelf herkennen.