Ruim honderd dozen en kisten. Bijna zes volle bakwagens. Onvoorstelbaar wat er nog uit een kleine tussenwoning kan komen. Linnengoed, diverse broodroosters, fotoboeken, dopsleutelsets, zomerkleding uit de jaren ’90, 492 stuks serviesgoed van Pip Studio, een zaagtafel, lang verlopen zegelboekjes voor pannen toen PFAS nog niet bestond, hogedrukreinigers, zeven gitaren, motorhelmen die niet meer helemaal ‘valproof’ waren, vier messensets, gezelschapsspellen in verschillende irritatiegraden, 38 gevulde tuinpotten en -bakken en 71 ongevulde, 28 jaar administratie, vijf kuub decoratiemateriaal, snoeischaren in diverse formaten, gedateerde telefoonkabeltjes, adapters, scartkabels en verloopstekkers, 23 flessen wijn die waarschijnlijk niet zo houdbaar waren als wij hoopten…
Een verhuizing is altijd een bijzondere uitdaging. Er rijzen vele vragen. Klopt de timing wel ten opzichte van de datum dat je je oude huis uit dient te zijn? Zijn de sjouwers wel voorzichtig met je kristal? Heb je wel afgemeld bij het waterbedrijf? Waar laat je het allemaal op de nieuwe stek? Waarom is die gigantische uitschuifbare booglamp ineens niet meer in-schuifbaar? Wie is er op het bizarre idee gekomen om de shutters tegen de kozijnen te lijmen? Hoe gaat de kat reageren op de nieuwe habitat? Waarom moet het uitgerekend nu 34 graden zijn? Waar zijn alle badkamerspullen gebleven? Wie heeft er met zijn vuile handen aan de boxspring gezeten? Wie lust er worstenbrood? Waar zijn de gebruiksaanwijzingen van de keukenapparatuur gebleven? Moet het Ziggo-kastje mee? Of juist niet? Waarom bevinden zich op onze route (het kristal!!) 21 rotondes en 36 verkeersdrempels?
Door omstandigheden – botte pech, verbroken relaties, krakkemikkige afspraken met huiseigenaren en nieuwe relaties was dit inmiddels mijn 22e of 23e verhuizing. Ik ben de tel een beetje kwijt geraakt. Vooral het eerste jaar na mijn scheiding was met toen alleen al zeven verhuizingen best traumatisch. Ik voelde me steeds weer een soort van ontheemd en je wordt wat cynisch vanwege mogelijk weer een korte houdbaarheidsdatum van steeds weer een nieuw adres. Op veel van die adressen, op chaletparken bijvoorbeeld, kon ik lang niet al mijn spullen kwijt. Waar laat je die dan zo lang? Het was een jaar met de nodige zorgen.
Uiteindelijk kwam ik terecht in Oirschot in een aardige tussenwoning, in een wijk die in de nineties nog nieuwbouw was, mooi grenzend aan prachtig buitengebied. Daar heb ik toch bijna zeven jaar gewoond, waarmee dit huis op de derde plek belandde van de ranglijst van huizen waar ik het langste verbleef. In onze wijk was nog aardig wat groen, wat een wandelingetje met de kat wel zo plezierig maakte. De buurtmensen waren over het algemeen aardig en van een mooie diversiteit. Je kon er vaak gemakkelijk een praatje mee maken. Ook ben ik de ‘buurtbewoner met het hondje’ nog dankbaar die aanbelde om mij te attenderen op de schroef die in de achterband van de voor mijn deur geparkeerde motor stak. Er waren de nodige voorzieningen in de buurt waarvan we gebruik maakten: een bakkerswinkel, een Chinees waar ik de vorig jaar overleden Toon vaak trof, een snackbar, een brievenbus, een winkelcentrum op drie minuten fietsen. Het was er best goed toeven. Het enige waar ik moeilijk aan kon wennen was het stratenplan, met aparte haakse bochten erin. Bij ons op de hoek was er ook zo eentje, die behalve haaks ook behoorlijk krap was. Onze straat was nogal verkeersluw: je kon er honderden meters rijden zonder een levende ziel tegen te komen. Maar, of de duvel ermee speelde, natuurlijk kreeg je uitgerekend in die bocht altijd een onverwachte tegenligger, terwijl er in die bocht echt geen ruimte was voor twee auto’s, laat staan voor onze auto en zo’n aan alle kanten gedeukte Mercedesbus van een pakketdienst. Hoe vaak ik op dat punt vol in de remmen moest, met in elkaar gedrukte longen in mijn veiligheidsriem hangend, om vervolgens met het zweet op mijn rug en met de snelheid van een gedrogeerd gordeldier langs de bezorgdienst af te manoeuvreren? Onvoorstelbaar dat altijd precies op die plek het onheil opdook. In gedachten noemde ik het De Bocht van Murphy.
Die bocht zal ik niet missen. De wijk en de mensen soms nog wel vermoed ik. Vaya con Dios Castaert e.o.