Nee, uw columnist is vandaag niet zwartgallig. Als eerste is hij dat nooit maar, veel belangrijker, sinds zijn emigratie naar het verre Brabant gaat elke dag de zon stralend op. Voor dit gallige verhaal werd ik geïnspireerd door de Hollandse zomereik die vol trots zijn takken spreid voor mijn werkvertrek. Maandenlang werd er onzichtbaar gezwoegd en gesloofd achter zijn rimpelige schors en diep in de grond. Alles gericht op het komende voorjaar. Het stralende moment dat zijn frisgroene blaadjes uit hun bruine jas komen. Waterstromen weer beginnen te vloeien door zijn houtvaten en de suikerstroom weer op gang komt. En juist dat laatste is waar tienduizenden insecten op gewacht hebben. Herfstspanners, wintervlinders en voorjaarsuilen hebben hun eitjes vlakbij de knoppen gelegd. Andere knabbelaars hebben in de grond overwinterd en komen nu naar boven om aan te schuiven.
Maar er is ook een wel zeer bijzondere groep die massaal de aanval opent op onze eiken. Hoewel ze voorzien zijn van vier vleugeltjes is hun lijfje niet meer dan een paar millimeter. Het zijn deze galwespjes die geheel voorgeprogrammeerd de eik gaan inzetten voor hun nageslacht. Eitjes afzetten naast een knop is veel te gevaarlijk. Voor je het weet is er een kever die een lekker hapje er in ziet. Zij zijn voorzien van een legboor en elk van de ruim veertig soorten heeft zo zijn eigen voorkeur. Meest algemeen zijn de aardappelgalwespen. Hun generatie kwam uit een winters galletje aan ondiepe worteltjes maar hun kroost zal straks uitvliegen uit een enorme bruine knolvormige gal. Hun moeder heeft al die eitjes in één knop van een eik weten te proppen en dat vond de boom uiteraard geen pretje. Wat er dan gebeurt is bijna te bizar voor woorden. De eik “weet” dat de knop reddeloos verloren is en begint met het laten uitgroeien van een levende gevangenis. De uitkomende larfjes kunnen geen kant op maar dat hoeft ook niet. Door hun geknabbel begint het binnenste van de knop te veranderen in een enorm gezwel van sponsachtige cellen. Bomvol water en suikers. Dat is waar de jonge wespjes uitstekend op kunnen groeien. Ook de nakomelingen van de bekende galappel hebben een voorjaarsgeneratie die knoppen aantast en om laat bouwen door de boom. Paarse fluweelgalletjes zijn te vinden in slapende (niet uitlopende) knoppen direct bij de stam.
Toch kan het nog gekker. Meeldraadgalwespjes leggen hun eitje in een bijna bloeiend mannelijke bloempje. Het getroffen helmhokje of soms zelfs de gehele bloeiwijze zwelt op en het eetfestijn kan beginnen. Maar een knop kan weken blijven zitten en een mannelijk katje maar een paar dagen. En dan moet het gebeurd zijn. Het wespenlarje is om te verpoppen als het katje afvalt.
In het voorjaar zijn er ook galwespjes die de gemakkelijke weg kiezen. Lekker in het blad want die blijft hopelijk lang genoeg aan de tak. Bijvoorbeeld de ronde, lichtgroene besgalletjes die nu overal te vinden zijn. Zij hebben zoveel voedsel tot hun beschikking dat ze in de tweede helft van de zomer nog een keer beginnen. Hun herfstgalletjes zijn echter niet rond maar plat, biologen noemen ze lensgalletjes.
Ga eens op een gallige verkenning langs een eikenboom. Leuke ontdekkingen zijn gegarandeerd.