Stel dat je zin hebt om met wat vrienden een biertje te gaan drinken in je favoriete cafeetje en dat je achttien jaar oude auto dan ineens niet wil starten. En dat je dan al bijna wil gaan fietsen en dat je je dan alsnog door je vriendin mag laten brengen. En dat je dat dan lief vindt. En dat het dan een gezellige avond wordt, met mooie gesprekken en een diep gevoelde kameraadschap. En dat je dan kort na middernacht je vriendin weer belt om je weer op te pikken. En stel, stel… dat zij dan de telefoon niet opneemt.
Stel dat je dan in een uurtje tijd ruim twintig keer belt. En acht keer de voicemail inspreekt. En dat je ook nog een paar appjes stuurt. Maar dat er geen enkele reactie volgt. En dat de cafébaas en je vrienden wat bezorgd beginnen te kijken en dat er eentje een slaapplaats aanbiedt en de andere je zijn fraaie fiets wil uitlenen. En dat je dat ook weer lief vindt en dat je dan maar voor de optie van de fiets gaat. Omdat je toch het liefste op je eigen matras ligt. Maar stel dan dat – puur hypothetisch – het frame van de geleende fiets is berekend op iemand die zowat vijftien centimeter langer is dan jij en dat bijvoorbeeld ook het zadel op de hoogte ‘ooievaarsnest’ staat. Stel dat je desondanks goedgemutst op weg gaat, van Middelbeers naar Oirschot bijvoorbeeld. En dat je dan al in Oostelbeers een vrij vervelend gevoel in de kruisstreek begint te ervaren. Maar dat je jezelf hoort zeggen, dat je je niet zo moet aanstellen en dat er wel ergere dingen zijn, in het leven.
En stel dan bijvoorbeeld dat het gaandeweg die lange, donkere, kaarsrechte en eindeloze weg van Oostelbeers naar Oirschot steeds duidelijker wordt dat deze fiets nooit voor jou bedoeld was. Omdat je bij elke trap op die veel te ver weg zittende trappers, dus letterlijk en figuurlijk heel diep moet gaan en je daarbij elke paar seconden het steeds harder lijkende zadel nogal pijnlijk voelt binnendringen in het gerei waarmee je ooit gezond nageslacht hebt geproduceerd en dat je op dit moment bedenkt dat dit na deze tocht zeer waarschijnlijk niet meer tot de mogelijkheden behoort. Maar dat je desondanks wel door moet, want lopend is het -haha- net zo ver, maar qua tijdsduur niet echt aantrekkelijker.
En stel dan, dat je na een stief half uurtje fietsen aankomt bij je woning en dat je benen en je kruisstreek zo murw en verdoofd tegelijk aanvoelen dat normaal afstappen een danig probleem lijkt en je je eigenlijk in de struik in je voortuin wilt laten vallen. Maar dat die struik daarvoor niet echt solide genoeg lijkt. Maar stel dat het afstappen dan toch een – soort van – lukt en je vervolgens niet anders kan lopen dan toen je op vakantie eens op een extreem obese paard had moeten rijden. En dat je vervolgens thuis bijvoorbeeld je vriendin ontspannen snurkend op de bank aantreft. Want haar telefoon schakelt na middernacht automatisch op de stille modus. En dat je dan – hoe treffend – na je eigen kruisweg ziet dat op tv de inmiddels 35e herhaling gaande is van The Passion. Dat je ziet hoe William ‘Jezus’ Spaaij zich door Zeist moet banen. En dat zijn lijdensweg voor mij nog invoelbaarder door de toevoeging van muzikale ‘pareltjes’ van André Hazes en Nick en Simon. En stel dat je dan ziet dat Jezus’ kruis door veertien dragers wordt rondgesjouwd, terwijl je je eigen kruistocht toch echt in je eentje volbracht. En dat je dan bijna geneigd bent om te denken: tja, zo kan ik het ook.
Oirschot is geen Zeist, zoveel was wel duidelijk.
En stel dan, ook weer puur hypothetisch natuurlijk, dat je de volgende dag de fiets óók weer moest terugbrengen en dat je kruisstreek nu de alcohol was uitgewerkt nóg pijnlijker leek en dat je ineens ook fikse tegenwind had. Een nieuwe kruismarteling, op je eigen Golgotha. Stel dat je dan twijfels krijgt rondom een wonderbaarlijke herrijzenis. Drie maal drie is negen, ieder draagt zijn eigen kruis…