Ik haal een elpee en drie cd’tjes uit mijn linnen tas. Sjef bladert aan zijn bureau door een bak met systeemkaartjes tot hij mijn naam ziet. Hij streept op het kaartje met een zwartschrijvende vulpen de codes van de albums door, knikt om te bevestigen dat ik me netjes aan de uitleentermijn heb gehouden en kijkt me aan over de rand van zijn leesbrilletje. ‘Ik heb iets voor je.’
Hij neemt eerst nog even een hijsje van een bruinig peukje, krabbelt aan zijn baard en gaat me voor naar een manshoog cd-rek. Zijn vergeelde wijsvinger gaat langs de hoesjes tot hij vindt wat hij zoekt. ‘Enrico Pieranunzi, Italiaanse jazz, ga je erg mooi vinden. Wacht, ik zet hem even voor je op, kun je ondertussen verder zoeken.’ Even later hoor ik de geweldige klank van het trio van Pieranunzi. Muziek van Ennio Morricone. Ondertussen blader ik door de bakken met platen op zoek naar andere pareltjes om mee te nemen.
Paradijsvogel Sjef was lange tijd mijn muzikale mentor. Hij hielp mijn smaak te ontwikkelen, daagde me telkens weer uit een volgende stap te zetten door me op muziek te wijzen die steeds om net wat meer luisterervaring vraagt. Sjef had het talent me te verleiden mijn muzikale grenzen te verleggen, niet te veel tegelijk, maar steeds net genoeg. In 1977, het jaar dat de punkrock doorbrak, opende hij zijn platenuitleen Kereweerom. Stel je voor: een bijgebouwtje in de tuin bij zijn woonhuis in Oostelbeers. Zo’n zestig vierkante meter waarin vocht, een brandende houtkachel, het karton van platenhoezen en vaak ook een brandende joint in mijn herinnering een onuitwisbare geurhandtekening hebben geplaatst. Overal rekken en bakken: in een kwart eeuw groeide de collectie van Kereweerom tot zo’n 25.000 titels, waarvan 4500 cd’s. Als tiener fietste ik elke week, soms om de week, de vijf kilometer van mijn ouderlijk huis naar Oostelbeers om nieuw luistervoer te halen. Ik betaalde een gulden per week voor een elpee, geen geld voor de belofte van een nieuwe muzikale ontdekking. Thuisgekomen rende ik steevast direct de twee trappen op om op mijn slaapkamer de plaat op te zetten die ik onderweg naar huis al zorgvuldig had uitgekozen om als eerste te draaien.
Door de jaren heen ontdekte ik via Sjef bands als Wire, The Damned, Captain Beefheart en uit België: de Brassers. Ik ontdekte obscure alternatieve bandjes en stijlen. New wave, Deutsche Welle, maar ook klassieke muziek: geen Mozart of Beethoven, die kende ik al van mijn ouders, maar moderne componisten zoals Philip Glass, Wim Mertens of Frederic Rzewski. Ik maakte kennis met wereldmuziek: Afrikaanse pop, Zuidamerikaanse cumbia en de Scandinavische folk van Hedningarna. En ook jazz, heel veel jazz, van de hoogtijdagen van Blue Note en het werk van Miles Davis tot Pharoah Sanders tot hedendaagse jazz, ook uit eigen land. Natuurlijk hebben ook anderen mijn muzieksmaak verrijkt. Met name aan muziekvrienden Marc en Maarten heb ik veel fijne luisteruurtjes te danken. Maar Sjef was toch wel mijn belangrijkste gids. Bij elke stap kon ik verder en in steeds meer richtingen zien hoe oneindig uitgestrekt en rijk het muzikale landschap is.
Ik werk alweer jaren in het onderwijs. Daar is ‘de zone van naaste ontwikkeling’ een gevleugeld begrip. Is je lesstof te gemakkelijk dan gaan je leerlingen zich vervelen, maak je het te moeilijk dan haken ze af. De kunst is om lesstof te bieden die genoeg uitdaging biedt, maar die wel voortbouwt op wat de leerling al weet. Dan zit je met je les in de zone van naaste ontwikkeling. Het is precies wat een goede muzikale mentor doet. Hij zal je geen muziek aanbieden die je bij de eerste keer luisteren zonder enige moeite waardeert. Je volgende stap moet een beetje schuren om misschien, uiteindelijk pas glad te worden. Zoals het gezegde zegt: zonder wrijving geen glans. Dan biedt muziek iets nieuws, een uitbreiding van je smaakpalet, elementen waar je eerst aan moet wennen, maar die daarna dat goddelijke gevoel kunnen geven dat muziek luisteren zo mooi maakt. Bij elke herbeluistering hoor je andere dingen en lossen muzicologische puzzeltjes op. Je snapt: een goede muzikale mentor is een kunstenaar die jou kent en precies weet wat past bij je muzikale ontwikkeling. En die dus ook als hij mijlenver op je voorloopt niet te grote stappen voor je uitstippelt. Want dan kom je in de zone van frustratie, waar je de draad kwijtraakt en niets kunt met wat je hoort.
Natuurlijk hebben we tegenwoordig de algoritmes van Spotify. Maar die houden je vooral in je comfort zone door muziek aan te bieden die heel dicht aansluit bij wat je al graag beluistert. Spotify is geen digitale muzikale mentor, maar een fastfood-keten die je zonder ethische bezwaren vooral ear candy verkoopt. Mocht je dan ook nog geen Sjef binnen handbereik hebben, ga dan op zoek, bijvoorbeeld in je vriendenkring of familie, naar een mens met grote oren van vlees en bloed, liefst een die je iets adviseert dat je niet zonder kauwen kunt doorslikken. Je zult hem of haar eeuwig dankbaar zijn. Hieperdepiep hoera voor de muzikale mentor! Rust in vrede, Sjef.
Erno Mijland