Het voorjaar komt er aan! U zult het wel gemerkt hebben, de zingende fietspomp is weer overal te horen en de heggenmussen gaan zo in hun gezang op dat ze vergeten weg te vliegen. Maar er zijn ook voorjaarsbodes waarvoor je wat meer op zoek moet gaan. Om eens te laten zien dat je daarvoor echt geen geitenwollen sokken bioloog hoeft te zijn heb ik mij met genoegen laten inspireren door twee van onze lezers. Henk Mutsaers vond tijdens een wandeling iets bizars. Het leek wel kikkerdril maar dan niet in een sloot en ook nog eens in februari. Meenemen was geen optie maar in deze moderne tijd kan dat ook in bits en bites. Anders gezegd: als digitale foto op de telefoon. Henk woont in de groenste wijk van onze gemeente en dat betekent dat er altijd wel een natuurkenner in de buurt is die weet wat het is. Het bleek sterrenschot te zijn. Of met een wat plastischer uitdrukking: heksensnot. Helaas moet ik u en hem teleurstellen dat hij echt niet op een middernachtelijk uur hoeft terug te gaan in de hoop een heksensabbat aan te treffen. Beide namen stammen uit een tijd dat men werkelijk geen idee had waar deze glibbers vandaan kwamen. En toch is het een echte voorjaarsbode. Zodra de vorst uit het land is worden met name padden maar ook bruine en heikikkers actief. Vaak nog wat verstijfd maar zodra het wat warmer wordt gaan ze op pad om voor nageslacht te gaan zorgen. En dan gaat het soms mis. Overwinterende ooievaars maar ook blauwe reigers zijn dolblij met deze hoppers. Padden laten ze meestal lopen want die smaken vies maar kikkers gaan met huid en haar naar binnen. Helaas voor hun zitten de kikker prinsessen al stampvol eieren. Uiteraard nog onbevrucht maar al wel voorzien van een glibberig eiwitjasje. De bedoeling is dat dit jasje na het leggen en de bevruchting op gaat zwellen en een beschermlaag voor vraatzuchtige waterbeestje gaat vormen. In de vogelmaag zwelt het dril ook op en dat vindt de reiger echt niet fijn. De dikke klodders worden vaal al vliegend uitgebraakt en achtergelaten als aandenken aan hun maaltijd.
De tweede voorjaarsbode werd een paar weken geleden door onze inmiddels bijna vaste hoffotograaf opgestuurd. Een meeldauwlieveheersbeestje was ze tegengekomen. En dat is niet de enige. Elke dag worden het er meer. Elk zonnestraaltje wordt benut om op te warmen na een lange overwintering. De meeste lieveheersbeestje zijn de bekende zevenstippelige en de exotische veelkleurige Aziaat. Spleten in bomen, voegen in metselwerk of andere holtes, vrijwel alles is geschikt voor deze kleine kevertjes. De meesten eten bladluizen en dat komt goed uit want ook die worden nu wakker. Maar er zijn een drietal die een totaal ander dieet hebben. Geen dierlijk voedsel maar meeldauw. Schimmels die op bladeren en plantendelen leven zijn hun specialiteit geworden. Hoe dit ooit zo ontstaan is blijft uiteraard verborgen in de nevelen van de tijd maar in de natuur geldt dat alles eetbaar is. En dat betekent overleven en je genen doorgeven aan een toekomstige generatie. In onze streken zijn het drie soorten die de overstap gewaagd hebben. Naast het meeldauw lieveheersbeestje zijn het ook de citroen en de zestien stippel die hiervan leven. Ga er maar eens op letten in de tuin of houtwal. Groot zijn ze niet, het citroentje is de kleinste met 3,5 mm, twee keer kleiner dan het meeldauwlieveheersbeestje.
Ziet u wat leuks, bijzonders of opmerkelijks? Laat het ons weten en stuur uw foto naar oirschots-weekjournaal@emdejong.nl