Een dijkdorp, tegen de Biesbosch aangeplakt. Tot ongeveer 1975 telde Hank ruim tweeduizend inwoners. Toen werd het ontdekt door Randstedelijke forenzen en er verrees binnen vier jaar een joekel van een nieuwbouwwijk. Binnen de kortste keren was het dorp ruim twee keer zo groot.
In Hank had het leven een eeuw lang zo goed als stilgestaan, maar de nieuwkomers brachten daar snel verandering in. Ze wilden een supermarkt en ze lazen niet dagblad De Stem, maar het Algemeen Dagblad, NRC en De Telegraaf. Ze introduceerden tennis, volleybal en judo en ze hadden on-dorps gestileerde baardjes, of een coupe soleil. Ze hadden een mening over de katholieke school en bemoeiden zich met de lokale politiek. De autochtonen zagen het goeddeels zwijgend aan, maar bij de groenteboer en de SRV-man hoorde ik weleens gemor. Waarom paste dat vreemd volk zich niet gewoon aan? Ik morde niet. Dankzij die nieuwe aanwas kwam er voor mij als armlastige puber ineens werkgelegenheid, bijvoorbeeld met een krantenwijk, waarbij ik AD en Telegraaf handig combineerde.
In Oirschot heb ik meermaals vernomen dat je hier minstens drie generaties gevestigd moet zijn om als Oirschottenaar te kwalificeren. Ik was inmiddels in Hank gewend geraakt aan ‘van je hart geen moordkuil maken’, mede onder invloed van geïmmigreerde leeftijdsgenoten. Dus sprak ik me in deze gemeente, sinds 1994 mijn domicilie, ook vrijelijk uit. In de super, in de kroeg, soms ook in de media waarvoor ik schrijf. Ik was er inmiddels ingeburgerd genoeg voor toch?
In één bepaald geval merkte ik dat ons dorp diep verdeeld was. Een rijke oud-ondernemer uit Son en Breugel streek neer in Middelbeers en hij nam het niet zo nauw met de geldende wetten en bestemmingsplannen en ook niet met de beschermde natuur waarin zijn woning stond. Het bijzondere was dat de gemeente hem hierbij volop medewerking verleende, deze liet vorig jaar zelfs nog de zandweg naar zijn woning verharden. Onder meer dat schoot bij natuurbeschermingsorganisaties in het verkeerde keelgat. Enkele keren demonstreerden ze zelfs op de weg tegen deze gang van zaken. Anderen in het dorp vonden dáár op hun beurt weer wat van. Een aantal keren heb ik nog geschreven over het juridische gesteggel hierover tussen gemeente en natuurorganisaties.
Vorige maand reed een ambulance zich vast in de blubber die in de bermen was ontstaan als gevolg van de overvloedige regenval van de laatste maanden. Op de socials ging het al snel helemaal los. Een aantal mensen vond het schandalig dat een ambulance zich hier vast had moeten rijden. Ik bestudeerde de foto in het Eindhovens Dagblad nog eens. Ik vond het een apart verhaal. Zoals ik het zag had de ambulance gewoon over het verharde deel van de weg kunnen rijden, maar deze had er desondanks voor gekozen om met de linkse wielen door de zompige berm te gaan. Het was me een raadsel. Vervolgens kreeg ik een boos berichtje van een gewaardeerde dorpsgenoot met de foto waar ik het zonet over had, waaraan hij toevoegde: “En dat door die paar achterlijke actievoerders!”
In zijn visie waren de demonstranten de oorzaak van dit debacle. Terwijl de weg nu nota bene wél verhard was. Mij brak nogmaals de klomp: wat konden die actievoerders hieraan doen? Er ontspon zich een milde schriftelijke discussie met de gewaardeerde dorpsgenoot. Toen las ik de werkelijke reden van zijn boosheid: “Dit soort actievoerders, die vaak van buitenaf komen wonen, gedragen zich alsof ze hier ontwikkelingshulp moeten komen bieden.” Ik keek ook nog eens naar een archieffoto van de actievoerders en ik zag mensen die twintig, dertig jaar of vanaf hun geboorte in ons dorp woonden. De gewaardeerde dorpsgenoot was zelf achtenveertig jaar geleden hier aanbeland, ik dertig. En ik dacht aan de inmiddels overleden dorpsgenoot voor wie de gemeente de weg had verhard, die hier zes jaar geleden was komen wonen. En die zich ook had uitgesproken; naar de gemeente.
Ik stelde de wedervraag, als zijnde nog niet drie generaties gevestigd: “Tja, wanneer heb je recht van spreken?” De gewaardeerde dorpsgenoot antwoordde: “Vanaf dag 1 denk ik.” Het ging hem om het ‘aanpassen’.
Misschien is dat het. Aanpassen én uitspreken. Het is net een huwelijk.