Tussen alle malligheid met carnaval was het serieus bedoelde bericht over dierenrechtenorganisatie Peta nog wel het meest hilarische. Deze club pleitte voor een verbod op draaimolenpaarden, omdat kinderen mogelijk een verkeerd beeld zouden krijgen van de functie van het paard voor de mens. Na een kwartiertje keihard lachen bekroop me toch een akelig beeld, van mallemolenpaarden, met zijn allen treurig afgedankt op een desolaat draaimolenpaardenkerkhof, waar een gure wind stof en tumbleweeds tussen de eens zo vrolijke paardjes blaast.

Het zijn beelden waar je met carnaval niet graag aan denkt. Mijn hoofd gaat dan liever terug naar bijvoorbeeld eind jaren tachtig, begin jaren negentig, met vele mooie carnavals in mijn favoriete cafeetje destijds: ’t Clapcot in Breda. Gewoon een bruin café met een publiek van tussen de twintig en de vijftig, waar trouwens net als bij het eveneens Bredase De Bruine Pij zomaar een mallemolenpaard aan het plafond had kunnen hangen. Er hing echter zo’n toeter van een antieke platenspeler waar de fooien in gemikt werden. Het ‘concept’, voor zover je daar bij ’t Clapcot van kon spreken, bleef bij mijn weten zo’n dertig jaar ongewijzigd, tot de jammerlijke sluiting eind jaren negentig. Ik zag er toffe bandjes, waaronder meermaals De Kreuners, die er graag kwamen. Aan de bar kon je zomaar Huub Hangop, Knuffel Ruudje uit Big Brother of oud-leden van The Wild Romance tegenkomen.

Het publiek was verder een mooie mix van studenten en werkvolk: autoverkopers, instellingskoks, bankmedewerkers. Rinus, Paultje Honda, Dove Inge en de mooie, maar hardnekkig vrijgezelle Zusjes Van Bavel. Uit Bavel. Soms werd er op het biljart gedanst, vaak werd er keihard meegezongen met My Sharona, of Rocky van Don Mercedes. Een van de barmannen – een schriel, jong en zeer aardig manneke genaamd Jeroen - werd steevast aangesproken als Minikots. Nieuwkomers in ’t Clapcot werd dan geduldig uitgelegd waarom: de oudere broer Koen van Jeroen had ook jarenlang in ’t Clapcot gewerkt en deze had in zijn begindagen eens teveel alcohol genuttigd. Dat kwam er na enkele uren natuurlijk aan de voorkant uit en zo ontstond de bijnaam van de brave jongen: Koentje Kots. Toen zijn jongere broertje Jeroen zijn entree maakte in ’t Clapcot werd het als vanzelf ‘Minikots’, hoewel deze naar eigen zeggen nog nooit had overgegeven. Het was dat soort humor en een mooi ‘Cheers-achtig’ vrienden onder elkaar gevoel dat ’t Clapcot voor mij en vele anderen tot het ideale tweede thuis maakte.

In Middelbeers hebben we gelukkig ook al jaren zo’n kroeg waar ik me direct thuis voelde. Bij De Kemphaan is het altijd goed toeven onder het liefdevolle moederlijk gezag van barvrouw Lizette en de naar Beerse normen tamelijk erudiete kastelein Max, welbespraakt, met altijd kekke puntschoenen en een bril met één rond en één vierkant glas. Als het gezellig is gaat Lizette rond met hapjes, of er komen paprikachips op de bar. De keuze in speciaalbiertjes is er meer dan behoorlijk. Ooit was het na de carnavalsoptocht op zaterdag ‘the place to be’ en zat het stampvol met kinderen met snoepzakken en hun ouders met drie pils in de hand. Ook bij De Kemphaan zag ik toffe bandjes, ik trad er ook zelf nog weleens op, er waren filmavondjes, muziekkwissen, proeverijtjes, festivalletjes, koffietafels, Koperen Bruiloften, grote Oud op Nieuwfeesten en als het lekker weer was, werd er vanaf het terras vrolijk geproost naar voorbij fietsende bekenden in de Willibrordstraat.

Aan alle goeds komt een einde, helaas. Na vele intensieve jaren trekken Lizette en Max er binnenkort de stekker uit. Voor de stamgasten is het slikken, want waar vind je een tweede De Kemphaan, met dezelfde cultuurdingetjes, ongedwongen hartelijkheid en gezelligheid? Op carnavalszaterdag stapte Tigo binnen, één van de vaste gezichten. Het viel even stil aan de bar, maar vervolgens werd er heel hard gelachen, toen het barvolk in de gaten kreeg dat de jonge gast zich verkleed had als Max, inclusief een soortgelijk ritstruitje, puntschoenen, rond-vierkant brilletje en dezelfde golvend grijzende lokken als Max. Een hartverwarmend eerbetoon aan de iconische mensen achter de bar en een rijk kroegtijdperk aan de Willibrordstraat.