Een week geleden vierde Nederland het jaarlijkse vogeltelweekend. Ongegeneerd heerlijk voor het raam met een verrekijker de tuin afspeuren en af en toe even de blik op de buren richten. De uitkomst stond van te voren al vast: de huismus werd alweer nummer één. Op de Brabantse plaats zes stond de houtduif en plaats negen was voor de Turkse tortel. Twee van onze vijf duiven scoren daarmee redelijk. Voor mij aanleiding eens wat dieper in de duiven historie te duiken.
De Turk bijvoorbeeld is dan wel met de Ottomanen meegekomen maar blijkt haar roots te hebben in het verre India. Pas na de instorting van het Ottomaanse Rijk is deze vogel op eigen vleugels begonnen aan de verovering van de wereld. Na twintig jaar werd rond 1950 onze provincie bereikt en inmiddels is de Turkse tortel al liftend aan de overkant van de grote plas aangekomen.
Een andere vreemdeling is de post- of stadsduif. Het zijn verwilderde of nog steeds gekweekte nakomelingen van de rotsduif. Van Banglasdesh tot Marokko een wijd verspreide soort die al duizenden jaren geleden gedomesticeerd werd. De oude Grieken gebruikten de vogels om nieuws van de Olympische Spelen naar Athene te brengen. Nog langer geleden waren het vogels van de goden die vrede op aarde brachten. In onze kille en zandige streken werden rotsduiven o.a. belangrijk als mestleverancier. Ideaal voor zandige gebieden die wel wat extra stikstof konden gebruiken. Duiven werden uiteraard ook gegeten en zelfs gebruikt als medicijn. Levertjes zouden goed zijn tegen struma en duivenmest gemengd met honing werd op de hals gesmeerd als geurig middel tegen keelpijn. Het houden van duiven was echter aan strikte regels gebonden en alleen toegestaan als de landheer toestemming gegeven had. Pas vanaf de achttiende eeuw verdwenen deze regels en mocht iedereen duiven houden. Dat dit leidde tot massale ontsnappingen zien we nog steeds in de grotere steden. Zonsverduisterende wolken stadsduiven rond de St. Jan zijn een bekend fenomeen. De slechtvalk wordt er blij van, maar weet de ongebreidelde uitbreiding niet te stoppen.
Grote houtduiven komen tegenwoordig ook in tuin en park voor maar het zijn eigenlijk bosvogels. Met hun opvallende witte halsring zijn ze direct herkenbaar. Lastiger zijn de holenduiven. Geen stadsvogels maar een soort die graag op akkers voedsel zoekt en in bossen broedt. Even groot als de stadsduif maar de tekening van het verenkleed verschilt net genoeg om ze te onderscheiden. En twijfelt u nog? In februari hebben de mannetjes het voorjaar in hun kop en laten overal hun zware bastonen horen.
Het rijtje van vier Brabantse duiven is feitelijk niet compleet zonder de zomertortel. Tijdens de tuinvogeltelling nog in zijn Mediterrane winterverblijf en tegenwoordig bijna uitgestorven. Het veel te intensief gebruik van herbiciden als Round-Up zorgde voor hongersnood in de broedtijd omdat ze afhankelijk zijn van allerlei onkruidzaden. Droogte, intensieve kap en vooral jacht in hun overwinteringsgebieden gaven dit prachtige duifje de genadeslag. Elk jaar broeden er nog een paar in Brabant, elk jaar verwachten vogelaars dat ze daarmee afscheid nemen van de allerlaatste zomertortel en misschien nooit meer kunnen genieten van het zachte gekoer van ons kleinste duifje..