Een eerste column in het nieuwe jaar is vaak traditioneel van opzet. Hoopvol vooruitkijken, alles wordt beter en we zien wel waar het schip nu weer strand. Maar de actualiteit heeft zelfs deze voorspelbare traditie weggevaagd. Het water staat ons letterlijk tot aan de lippen. Oirschot mag dan meters boven NAP liggen maar ook bij ons heeft de Beerze zich niet gehouden aan de in de zestiger jaren zo keurig bedachte betonnen bak. En dan is er nog de groenste wijk van onze gemeente, eens gebouwd op vroeger heidegrond, die toch wat minder hoog en droog bleek dan gedacht. Tuinen veranderden in fraaie vijvers, opritten verdwenen onder een kabbelende waterspiegel.
Maar ook bij deze zondvloed bleek dat het verleden toch niet zo slecht was als gedacht. Visionaire geesten zorgden ervoor dat de betonnen bak van onze trotse beek over vele kilometers gesloopt werd. Tientallen hectares weinig productief hooiland werden teruggeven aan de Beerze en zouden bij extreem hoog water kunnen dienen als opvangbakken voor al te overtollig regenwater. De laatste week veranderden daardoor het stroomdal zuid van de Logtse dijk maar ook westelijk van de Baest en zelfs de oeverlanden van de Kleine Beerze in ondiepe meren. Bankjes waarop een vermoeide wandelaar of teleurgestelde Nederlander zijn lot kon overpeinzen staan nu moederziel alleen te midden van de woelige baren. Een hangbrug vlak bij de Heilige Eik werd alleen nog bereikbaar met een duikbrevet.
Al dit watergeweld wordt met ontzag aanschouwd. “Klimaatverandering” wordt er gemompeld. Uw columnist die dit opvangt knikt instemmend. Dit is wat wij over ons zelf afgeroepen hebben met ongebreideld ingrijpen in atmosfeer en biosfeer. Tegelijkertijd kijkt hij ook terug naar het nog niet eens zo verre verleden. Vroeger was het elk jaar raak en werd de vloed met dankbaarheid begroet. Brabantse laaglandbeken zijn bijna allemaal uniek in Nederland doordat ze feitelijk door een zogenaamd doorstroommoeras stromen. Een smalle en vaak asymmetrisch in het beekdal gelegen zomerbedding en een enorme brede maar wel ondiepe winterbedding. Het verval was altijd beperkt zodat er nauwelijks erosie plaats vond maar wel veel vruchtbaar slib afgezet wordt. En juist dat zorgde in de zomer voor een rijke oogst van wintervoeding voor het vee. Maar niet alleen de mens profiteerde zo van het hoog water. Onze meest bizarre vis was er zelfs van afhankelijk. Kwabalen paaien en schieten kuit alleen in het koude water van de winterbedding. Op recordtempo komen de eieren uit en de jonge vis kan met het terugtrekkende water de weg vinden naar de zomerbedding. Allerlei kritische plantensoorten profiteerden van de gradiënten in voedselrijkdom die in deze moerassen ontstonden. In wat drogere jaren kregen bomen als wilg, els en populier kans om te ontkiemen en Zelfs uit te groeien tot moerasbos. Dit is wat we nu ook zien gebeuren langs de Logtse Baan.
Hoog water is voor de natuur zelden een ramp. Natuurlijk zullen minder mobiele dieren verdrinken maar de populatie herstelt zich snel genoeg. Zelfs mollen verdrinken zelden, ze zoeken gewoon hogere gronden op voor hun maaltje regenworm. Voor onze verdroogde omgeving is het zelfs een zegen, eindelijk wordt het veel te diep weggepompte grondwater weer eens aangevuld. Dus als uw kelder weer droog is, ga er dan lekker op uit en geniet van het blauw-grijze natuurgeweld.